Jan Campert-priis
(Trochferwiisd fan Jan Campertpriis)
De Jan Campert-priis is in Nederlânske literêre priis dy't alle jierren takend wurdt foar in dichtwurk. De priis waard 1948 troch de Jan Campert-Stichting ynsteld. Yn 't earstoan wie de priis allinne ornearre foar dichters ônder de 30 jier en wie der de betingst dat de earste winner him of har yn it ferset ûnderskieden moatten hie. Yn de begjinjierren koe ek wurk ynstjoerd wurde dat noch net publisearre wie. Hjoed de dei is de priis foar poëzy dy't yn it foarôfgeande jier ferskynd is. De priis is 5.000 euro en is ferneamd nei de dichter Jan Campert.
Priiswinners
bewurkje seksje- 1948 - Jan Elburg, Klein t(er)reurspel
- 1949 - Michel van der Plas, Going my way
- 1950 - Hans Lodeizen, Het innerlijke behang (postúm)
- 1951 - Bert Voeten, Met het oog op morgen
- 1952 - Maria Dermoût, Nog pas gisteren
- 1953 - Albert Besnard, Doem en dorst
- 1954 - Nes Tergast, Werelden (wegere)
- 1955 - net takend
- 1956 - Remco Campert, Met man en muis en Het huis waar ik woonde
- 1957 - net takend
- 1958 - net takend
- 1959 - Sybren Polet, Geboorte-stad
- 1960 - net takend
- 1961 - Ellen Warmond, Warmte, een woonplaats
- 1962 - Gerrit Kouwenaar, De stem op de 3e etage
- 1963 - Ed. Hoornik, De vis/In den vreemde
- 1964 - Louis Th. Lehmann, Who's Who in Whatland
- 1965 - Willem Hussem, Schaduw van de hand
- 1966 - Hanny Michaelis, Onvoorzien
- 1967 - Jozef Eykmans, Zonder dansmeester
- 1968 - Hans Vlek, Een warm hemd voor de winter
- 1969 - Rutger Kopland, Alles op de fiets
- 1970 - Hans Andreus, Natuurgedichten en andere
- 1971 - Paul Snoek, Gedichten
- 1972 - Albert Bontridder, Zelfverbranding
- 1973 - Hans van den Waarsenburg, De vergrijzing
- 1974 - Hugues C. Pernath, Mijn tegenstem
- 1975 - Eddy van Vliet, Het grote verdriet
- 1976 - Kees Buddingh', Het houdt op met zachtjes regenen
- 1977 - Hans Faverey, Chrysanten, roeiers
- 1978 - Cees Nooteboom, Open als een schelp - dicht als een steen
- 1979 - Roland Jooris, Gedichten 1958-78
- 1980 - Ed Leeflang, De hazen en andere gedichten
- 1981 - Judith Herzberg, Botshol
- 1982 - Willem van Toorn, Het landleven
- 1983 - Robert Anker, Van het balkon
- 1984 - Ad Zuiderent, Natuurlijk evenwicht
- 1985 - Kees Ouwens, Klem
- 1986 - Herman De Coninck, De hectaren van het geheugen
- 1987 - Tom van Deel, Achter de waterval
- 1988 - H.H. ter Balkt, Aardes deuren
- 1989 - Miriam van Hee, Winterhard
- 1990 - Jan Kuijper, Tomben
- 1991 - Leonard Nolens, Liefdes verklaringen
- 1992 - Willem Jan Otten, Paviljoenen
- 1993 - Toon Tellegen, Een dansschool
- 1994 - Lloyd Haft, Atlantis
- 1995 - Eva Gerlach, Wat zoekraakt
- 1996 - Huub Beurskens, Iets zo eenvoudigs
- 1997 - Elma van Haren, Grondstewardess
- 1998 - Tonnus Oosterhoff, Robuuste tongwerken, een stralend plenum
- 1999 - Peter van Lier, Gegroet o...
- 2000 - K. Michel, Waterstudies
- 2001 - Arjen Duinker, De geschiedenis van een opsomming
- 2002 - Menno Wigman, Zwart als kaviaar
- 2003 - Jan Eijkelboom, Heden voelen mijn voeten zich goed
- 2004 - Mustafa Stitou, Varkensroze ansichten
- 2005 - Nachoem M. Wijnberg, Eerst dit dan dat
- 2006 - Esther Jansma, Alles is nieuw
- 2007 - Dirk van Bastelaere, De voorbode van iets groots
- 2008 - Peter Verhelst, Nieuwe Sterrenbeelden
- 2009 - Alfred Schaffer, Kooi
- 2010 - Hélène Gelèns, zet af en zweef
- 2011 - Erik Spinoy, Dode kamer
- 2012 - Wouter Godijn, Hoe H.H. de wereld redde
- 2013 - Micha Hamel, Bewegend doel
- 2014 - Piet Gerbrandy, Vlinderslag
- 2015 - Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen
- 2016 - Jan Baeke, Seizoensroddel
- 2017 - Marije Langelaar, Vonkt
- 2018 - Annemarie Estor, Niemandslandnacht
- 2019 - Paul Demets, De Klaverknoop
- 2021 - Mischa Andriesse, Het drogsyndicaat
- 2022 - Dominique De Groen, Slangen
- 2023 - Rozalie Hirs, Ecologica
Keppeling om utens
bewurkje seksjeBoarnen, noaten en/as referinsjes: |